INLEIDING
HANDSCHRIFTEN EN EDITIES
REMLT
NAMENINDEX
LITERATUUR
VRAGEN EN OPMERKINGEN
Die Rose van Heinric is een Middelnederlandse literaire tekst van ruim 14.000 versregels. Het is een vertaling van de Oudfranse dertiende-eeuwse Roman de la Rose van Guillaume de Lorris en Jean de Meun die meer dan 22.000 versregels lang is. Heinric (vroeger ook met de toenaam Van Aken) heeft waarschijnlijk ca. 1300-1325 zijn bewerking gemaakt. Hij heeft de roman vertaald als één geheel, terwijl de Oudfranse tekst bestaat uit twee zeer verschillende delen.
In de Oudfranse allegorische roman vertelt de auteur zijn 'waargebeurde' droom. In
deze droom bezoekt
hij een Vergier waar hij - de 'Minnaar' - verliefd wordt op een rozenknopje in een
rozentuin. Bij zijn pogingen dit rozenknopje te veroveren wordt hij geholpen door
een aantal allegorische personages zoals Vriend en de God van Minnen. Maar hij
wordt ook tegengewerkt, vooral door Jalousie. De zoektocht - resulterend in een
heuse strijd tussen de twee kampen - wordt steeds onderbroken door exempelen en
(soms lange) betogen van de allegorische personages.
Uiteindelijk verovert hij zijn rozenknopje en wordt de verteller wakker.
Heinric heeft deze verhaallijn in zijn bewerking gehandhaafd, maar hij heeft met
name in de exempelen en de betogen geschrapt.
Het verhaal en de betogen van de allegorische personages geven een goed beeld van de
filosofische, ethische en culturele ideeën en gebruiken van de dertiende en
veertiende eeuw. De verwijzingen
naar de klassieke mythologie en andere Middeleeuwse teksten geven bovendien een indruk van de (literaire) kennis van de auteur.
Terug naar het begin.
Van Die Rose van Heinric bestaan nog drie volledige handschriften en acht fragmenten. Het zogeheten Amsterdamse handschrift wordt bewaard in de Koninklijke Bibliotheek te Den Haag (sign. K.A. XXIV), het Brusselse handschrift wordt bewaard in de Koninklijke Bibliotheek Albert I te Brussel (sign. hs. II 1171) en het zogeheten Comburgse handschrift wordt bewaard in de Württembergische Landesbibliothek te Stuttgart (sign. Cod. poet. et phil. Fol. 22). De fragmenten worden in verschillende Nederlandse, Belgische en Engelse bibliotheken bewaard.
Het Amsterdamse handschrift is uitgegeven door dr. E. Verwijs in 1868 (herdruk 1976) en het Comburgse handschrift is in 1997 opnieuw uitgegeven door dr. H. Brinkman en drs. J. Schenkel. Het Brusselse handschrift is nog nooit uitgegeven. De fragmenten zijn in diverse tijdschriftartikelen gepubliceerd.
In de afgelopen jaren heb ik zelf diplomatische afschriften gemaakt van de drie volledige handschriften en alle fragmenten en deze opgenomen in een synoptische vierkolomseditie. Ook heb ik een synoptische vierkolomseditie gemaakt met de Oudfranse (bron)tekst - op basis van de editie Lecoy - en de drie volledige handschriften. Ik bezit van beide vierkolomsedities een geprint exemplaar.
In het kader van het REMLT heb ik ook een namenindex
van Die Rose van Heinric gemaakt.
Terug naar het begin.
Het Repertorium van Eigennamen in Middelnederlandse Literaire Teksten (REMLT) is een langlopend project dat als doel heeft van alle in handschrift en druk bewaard gebleven Middelnederlandse literaire teksten de eigennamen te inventariseren, indexeren, identificeren en annoteren. Met eigennamen wordt bedoeld: namen van mensen, dieren, volken, landen, steden, rivieren, kastelen, gebruiksvoorwerpen enz.
In de Romanistiek zijn namenindexen ('Index des Noms Propres') in Oud- en Middelfranse tekstedities zeer gangbaar. Daarin is te vinden wie wie is en wat waar ligt. Maar in de Medioneerlandistiek zijn namenindexen in tekstedities pas sinds kort gebruikelijk. Bovendien kent de Romanistiek corpusgebonden repertoria zoals West (voor de Artur-romans) en Moisan (voor de Karel-epiek). Ook die zijn niet voorhanden voor het Middelnederlands. Met het REMLT komt er nu wel zo'n corpusgebonden repertorium.
Vanaf 1991 is er aan het Meertens Instituut (KNAW) te Amsterdam gewerkt aan het REMLT. Het project werd gefinancierd met een KNAW-vernieuwingssubsidie. Sinds begin 1993 werkt dr. Willem Kuiper één dag per week als coördinator aan het project. Toen zijn er ook enkele documentalisten - waarvan ik er één was - aangesteld. Men is begonnen met deel I Epiek. Voor de keuze van de teksten uit de handschriftperiode is uitgegaan van het repertorium van drs. J.G.M. Kienhorst en voor die van de gedrukte boeken van de nog te verschijnen bibliografie van de laat-middeleeuwse literatuur van prof. dr. H. Pleij en dr. R.J. Resoort. Gekozen is voor een ruime terminus ad quem: 1568 (het begin van de Tachtigjarige Oorlog, het einde van de 'middeleeuwse' Nederlanden).
De documentalisten van het project hebben alle epische teksten geëxcerpeerd op eigennamen. Door de hoeveelheid werk en de complexiteit van de identificatie en annotatie vorderde het werk langzamer dan aanvankelijk was ingeschat. Al snel bleek namelijk dat identificatie alleen goed mogelijk is met uitgebreide kennis van Oudfranse en Middeleeuws-Latijnse (bron)teksten. Bovendien is een aantal teksten slechts fragmentarisch overgeleverd wat identificatie van eigennamen ook bemoeilijkt.
Helaas heeft het huidige Meertens Instituut de ondersteuning en financiering
van het project in 2000 beëindigd (op de website van het Meertens Instituut
wordt het REMLT
nog
wel genoemd). Inmiddels heeft het REMLT gelukkig al wel enige bekendheid
bij vakgenoten en wordt Willem Kuiper regelmatig benaderd voor informatie. Momenteel werken Willem Kuiper en ik
in onze eigen tijd aan de
afronding van deel I Epiek. Inmiddels - januari 2003 - is het REMLT dan ook gepubliceerd op
een website van de Universiteit van Amsterdam.
Terug naar het begin.
De namenindexen die gemaakt zijn voor het Repertorium van Eigennamen van Middelnederlandse
Literaire Teksten zijn allemaal opgebouwd volgens een vast principe. De verantwoording en volledige uitleg zal
te vinden zijn op een website van de Universiteit van Amsterdam (vanaf september
2001). Hier
volgen slechts een aantal belangrijke punten.
De lemmata van de eigennamen geven zowel tekstinterne (uit de betreffende
Middelnederlandse tekst) als tekstexterne (de identificatie, soms alleen
brontekstgegevens) informatie. Voor het achterhalen van de juiste identificatie zijn velerlei
naslagwerken gebruikt: (bron)tekstedities, encyclopedieën, (historische)
atlassen, repertoria, proefschriften en andere vakliteratuur, internet enz. Door verhaspeling,
contaminatie en onbegrip zijn sommige eigennamen bovendien nauwelijks met zekerheid te
identificeren. De toponiemen zijn deels
moeilijk te lokaliseren, zowel omdat soms sprake is van fictieve plaatsnamen
als ook omdat de kennis van de wereld bij de auteurs c.q. kopiisten verre
van volmaakt was. Ook heeft de middeleeuwer een ander referentiekader
dan wij. Opvallend is verder dat de Middelnederlandse eigennamen
zelden 'origineel' zijn, maar merendeels
ontleend zijn aan directe - en indirecte - bronteksten, vooral Oudfranse.
In een lemma is de meest voorkomende spelling van de eigennaam als trefwoord gekozen, maar ook alle spellingvarianten zijn opgenomen. Opgemerkt moet worden dat met name - ook de soms achterhaalde negentiende-eeuwse - tekstedities zijn geëxcerpeerd. Maar bij een aantal teksten zijn ook handschriftlezingen opgenomen. Ook volksboeken waarvan nog geen handelseditie bestaat zijn opgenomen. In principe zijn alle vindplaatsen genoteerd (soms in verkorte vorm). Er is een uitgebreid verwijzingssysteem gemaakt van alle varianten (uitgezonderd aperte schrijf- c.q. zetfouten) naar het lemma. Als een eigennaam in meerdere teksten voorkomt, dan zijn deze bij elkaar gezet in één lemma (en per tekst in een eigen sublemma). Een verwijzingssysteem van modern (identificatie, moderne spelling etc.) naar Middelnederlands wordt ook gemaakt.
De eigennamen zijn opgedeeld in vijf categorieën (met ook nog een
onderverdeling van de informatie). Dit zijn de categorieën:
. persoonsnamen [ook personificaties, goden, duivels, volkeren e.d.]: a) t/m g)
. toponiemen [landen, steden, rivieren, bergen e.d.]: h) t/m i)
. (eigen)namen van dieren, wapens, voorwerpen, kastelen e.d.: j) t/m k)
. (eigen)namen van auteurs, kopiisten, bezitters e.d.: l) t/m m)
. varia (denk aan strijdkreten, talen, bijvoeglijk naamwoorden): n) t/m o),
waarbij de eerste helft van de annotatie verwijst naar tekstexterne gegevens
(identificatie, brontekstgegevens, nuttige uitleg) en de tweede helft
tekstinterne gegevens bevat.
Een voorbeeld (in verkorte vorm):
Kaerle a) Karel de Grote (742-814); b) zoon van
Pepijn III de Korte en Bertrada - echtgenoot van o.a. Hildegard - vader van o.a. Lodewijk de Vrome; c) koning
van Frankrijk (768-814) - keizer van Rome (800-814); d) één van de Negen
Besten; e) Kaerle - koning van Vranckrijck; f) echtgenoot van Sibilla -
vader van Loys; g) verbant op ingeven van de verrader Macharis zijn zwangere
vrouw - etc. <Kaerlen, Karel, Karle> Sibilla: r. xxx.
In het kader van het REMLT heb ik ook een namenindex
van Die Rose van Heinric gemaakt.
Terug naar het begin.
Dr. E. Verwijs (ed.). Die Rose van Heinric van Aken, met de fragmenten der
tweede vertaling. 's Gravenhage 1868 (herdruk 1976).
H. Brinkman en J. Schenkel (ed.). Het Comburgse handschrift Hs. Stuttgart,
Württembergische Landesbibliothek, Cod. poet. et phil. Fol. 22. Band 1.
Hilversum 1997.
D.E. van der Poel. De Vlaamse ROSE en DIE ROSE van Heinric. Onderzoekingen
over twee Middelnederlandse bewerkingen van de ROMAN DE LA ROSE. Hilversum
1989.
Guillaume de Lorris et Jean de Meun. Le Roman de la Rose. ed. F. Lecoy. 3
delen. Paris 1973, 1966, 1970.
Guillaume de Lorris en Jean de Meung. De roman van de roos. Nederlands
van Ernst van Altena. Baarn 1991.
Terug naar het begin.
Stuur mij een e-mailtje (H.Hendriks@inter.NL.net)
als u vragen of opmerkingen hebt.
Terug naar het begin.